DE tachtigjarige oorlog

De Tachtigjarige Oorlog, ook De Opstand of de Nederlandse Opstand genoemd, was een opstand en strijd in de Nederlanden (1568 -1648, met een Twaalfjarig Bestand in de jaren 1609-1621). De oorlog begon als opstand in een van de rijkste gebieden van Europa, de Habsburgse Nederlanden tegen het machtigste rijk in Europa, het Spaanse Rijk onder koning Filips II, de landsheer van dit gebied. Aanvankelijk trokken de uit Zeventien Provinciën bestaande Lage Landen meestal gezamenlijk op, om een combinatie van religieuze, bestuursrechtelijke en fiscale redenen. Na 1576 groeiden de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden steeds meer uit elkaar, vooral omdat de protestantse Reformatie in het noordelijke deel dieper wortel had geschoten dan in het zuidelijke deel, waar het machtscentrum van de (katholieke) Habsburgse bestuurders in de Lage Landen lag. De 'Val van Antwerpen' in 1585 wordt vaak gezien als aanleiding tot de definitieve scheiding van noord en zuid. Tijdens de oorlog ontstond in 1588 de noordelijke Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, waar het calvinisme de toon aangaf. De Zuidelijke Nederlanden bleven onder het bewind van een landvoogd die door de koning van Spanje benoemd werd. Het katholicisme bleef daar de enige toegestane godsdienst. De eerste twintig jaar van de oorlog was de situatie voor de opstandelingen vaak somber of wanhopig, maar rond 1590 keerde het tij definitief ten gunste van de Republiek. De imperial overstretch van het Spaanse Rijk, de bekwame militaire leiding van prins Maurits van Oranje en de maritieme expansie van de Nederlanden, veelal ten koste van het Spaanse koloniale rijk, maakten de uiteindelijke triomf mogelijk voor de Republiek, die zich ontwikkelde tot een wereldmacht. De 17e eeuw wordt beschouwd als de Gouden Eeuw voor de Republiek op economisch, wetenschappelijk en cultureel gebied. Voor de calvinisten was het ook de tijd waarin hun politieke invloed groter dan ooit ervoor of erna was en de nauwe band met het Huis van Oranje ontstond.